• Wolderwijd logo
 
header jurist

Opzegging huur bedrijfsruimte

Aandachtspunten voor huurders bij opzegging van een bedrijfsruimte.

Opzegging van de huur van bedrijfsruimte: wat u als huurder moet weten

3 minuten mr. Mariëlle Ducaat huurrecht voor huurders 01 april 2025 2025

Als huurder van bedrijfsruimte kunt u niet zomaar op straat worden gezet. Of u nu een winkel, kantoor of opslagruimte huurt: de wet kent duidelijke regels en bescherming voor uw positie. In deze praktische gids leest u stap voor stap welke opzegprocedures er bestaan, welke formele eisen gelden en hoe u uw rechten behoudt — van middenstandsbedrijfsruimte (7:290 BW) tot overige bedrijfsruimte (7:230a BW).

Inleiding

Het opzeggen van de huur van bedrijfsruimte is aan strikte regels gebonden. Als huurder van een bedrijfsruimte heeft u bepaalde huurbescherming waarop u kunt rekenen. Welke bescherming u geniet en welke procedures gelden, hangt af van het type bedrijfsruimte. De wet onderscheidt grofweg twee categorieën bedrijfsruimte met ieder hun eigen regels:

  • Middenstandsbedrijfsruimte (artikel 7:290 BW) – bijvoorbeeld winkels, restaurants, cafés en ambachtsbedrijven waar direct aan het publiek goederen of diensten worden geleverd.
  • Overige bedrijfsruimte (artikel 7:230a BW) – bijvoorbeeld kantoren, magazijnen, fabrieksruimten, opslagruimtes en garageboxen.

Voor middenstandsbedrijfsruimte (7:290 BW) geldt een zeer sterke huurbescherming. De verhuurder kan de huur niet zomaar beëindigen; er gelden strenge formele eisen en de verhuurder heeft alleen in specifieke gevallen een geldige reden (opzeggingsgrond) om op te zeggen. Gaat de huurder niet akkoord met de opzegging, dan loopt het huurcontract gewoon door en moet de verhuurder naar de rechter om beëindiging te laten toetsen.

Bij overige bedrijfsruimte (7:230a BW) ligt het anders. Hier eindigt de huur in principe van rechtswege bij het verstrijken van de afgesproken huurtermijn, tenzij in het contract is bepaald dat opzegging nodig is. Opzegging is eenvoudiger: er is géén wettelijke opzeggingsgrond vereist. Wel heeft de huurder na het einde van de huur recht op ontruimingsbescherming. Dat betekent dat de huurder niet direct op straat gezet kan worden, maar onder bepaalde voorwaarden het gebruik van het pand nog (maximaal) enkele jaren kan voortzetten.

Onderstaand overzicht toont de belangrijkste verschillen tussen 7:290- en 7:230a-bedrijfsruimte bij huurbeëindiging:

Aspect 7:290 BW bedrijfsruimte (middenstand) 7:230a BW bedrijfsruimte (overige)
Type ruimtes Winkels, horeca, ambachtsbedrijven (met klanten ter plaatse) Kantoren, opslag, fabrieken, overige commerciële ruimten
Standaard duur Meestal 5 + 5 jaar (wettelijk minimumtermijnen) Vrije duur (bepaald in contract; vast of onbepaalde tijd)
Einde zonder opzegging? Nee – contract wordt automatisch verlengd (huurbescherming) Ja – eindigt na contracttermijn, tenzij stilzwijgende verlenging afgesproken
Opzegging verhuurder Altijd vereist voor beëindiging (schriftelijk, ≥1 jaar op voorhand, met reden) Alleen vereist bij onbepaalde tijd of als contract dat bedingt (schriftelijk, ≥1 maand)
Opzegtermijn huurder Wettelijk ≥1 jaar, maar kortere termijn toegestaan als dat in huurcontract is afgesproken (voordeel huurder) Wettelijk ≥1 maand, vaak langere termijn contractueel afgesproken (bijv. 3 maanden)
Opzeggingsgrond vereist? Ja – limitatieve wettelijke gronden (alleen die gronden gelden) Nee – geen reden nodig (mag opgezegd/eindigen conform contract)
Huurder stemt niet in Huur loopt door; verhuurder moet via rechter beëindiging laten beoordelen Huur eindigt; huurder hoeft niet meteen te vertrekken (ontruimingsbescherming geldt)
Ontruimingsbescherming N.v.t. – huurder is al beschermd doordat huur doorloopt tot uitspraak rechter Ja – 2 maanden automatisch uitstel van ontruiming, met mogelijkheid tot verlenging via rechter (max. 3 jaar)

Opzegging huur van middenstandsbedrijfsruimte (7:290 BW)

Huurovereenkomsten voor middenstandsbedrijfsruimte (zoals winkel- en horecapanden) kennen doorgaans een huurperiode van minimaal vijf jaar, gevolgd door een verlenging van nog eens vijf jaar. Gedurende deze eerste 5 jaar (en de verlenging) geniet de huurder huurbescherming: de verhuurder kan het contract niet zomaar beëindigen. Wil de verhuurder toch de huur opzeggen tegen het einde van zo’n termijn, dan moet hij zich strikt aan de wet houden. Hieronder bespreken we de formele eisen en de wettelijke opzeggingsgronden voor opzegging door de verhuurder van een 7:290-bedrijfsruimte.

Formele eisen bij opzegging (verhuurder)

De wet stelt een aantal formele eisen aan een opzegging door de verhuurder van 7:290-bedrijfsruimte. Voldoet de opzegging hier niet aan, dan is deze in principe ongeldig. De belangrijkste wettelijke eisen zijn:

  • Schriftelijk via aangetekende brief of deurwaardersexploot: De opzegging moet aan de huurder worden bezorgd per aangetekende brief of via een deurwaarder. Dit waarborgt bewijs van ontvangst en datum. Een opzegging die niet op deze wijze is verzonden, kan risicovol zijn. (In sommige gevallen heeft een rechter wel eens een afwijkende kennisgeving toch geldig geacht als de huurder in ieder geval tijdig op de hoogte was gesteld, maar om discussies te voorkomen dient de verhuurder altijd de voorgeschreven methode te gebruiken.)
  • Opzegtermijn van minimaal één jaar: De verhuurder moet ten minste een jaar van tevoren opzeggen. Dit betekent bijvoorbeeld dat als hij de huur wil laten eindigen per 1 juli van het volgende jaar, de huurder de opzegging uiterlijk 30 juni van dit jaar moet hebben ontvangen. In het huurcontract mag wel een langere termijn voor de verhuurder worden afgesproken, maar nooit korter dan een jaar. Voor de huurder mag een kortere opzegtermijn overeengekomen worden, omdat dat in het voordeel van de huurder kan zijn. Zo hanteren sommige contracten een wederzijdse opzegtermijn van bijvoorbeeld 6 maanden. Let op: een dergelijke kortere termijn is voor de verhuurder eigenlijk in strijd met de wet. De huurder kan die contractueel te korte termijn vernietigen (nietig laten verklaren) als de verhuurder daarop toch een opzegging baseert. In de praktijk moet de huurder dan tijdig (bij voorkeur schriftelijk) laten weten dat hij zich beroept op het wettelijke minimum van een jaar. Kanttekening: als u als huurder bij het sluiten van de huurovereenkomst werd bijgestaan door een professional (bijv. een makelaar of jurist), kan de verhuurder tegenwerpen dat u destijds bewust akkoord bent gegaan met de kortere termijn. De verhuurder zal in zo’n geval stellen dat u op grond van redelijkheid en billijkheid géén beroep mag doen op de vernietigbaarheid van die termijn, omdat die termijn geacht werd in uw voordeel te zijn.
  • Vermelding van de opzeggingsgrond(en): In de opzegbrief moet de reden van opzegging staan. De verhuurder moet expliciet aangeven op welke wettelijke opzeggingsgrond(en) hij de beëindiging baseert. Een opzegging zonder genoemde grond is nietig (ongeldig). Bovendien kan de verhuurder later in een gerechtelijke procedure alleen de gronden aanvoeren die al in de brief stonden – achteraf nieuwe of andere redenen toevoegen is in principe niet toegestaan. Dit vereist dat de verhuurder goed nadenkt en alle toepasselijke gronden direct noemt. Voor u als huurder is dit gunstig: u weet zo precies waarom de verhuurder wil opzeggen en kunt uw positie en verweer daarop baseren.

Voldoet de opzegging niet aan bovengenoemde eisen (bijvoorbeeld te laat verstuurd, geen reden vermeld, of niet per aangetekende post verzonden), dan hoeft u als huurder die opzegging niet te accepteren. De opzegging is dan aanvechtbaar of zelfs van rechtswege ongeldig. In feite blijft in zo’n geval de huurovereenkomst doorlopen alsof er niet geldig is opgezegd.

Wettelijke opzeggingsgronden (7:290 BW)

Naast de vormeisen moet de verhuurder dus een geldige opzeggingsgrond hebben om uw 7:290-huurcontract te mogen beëindigen. De wet (artikel 7:296 Burgerlijk Wetboek) beperkt deze gronden tot een beperkt aantal situaties. Belangrijk om te weten is dat niet alle gronden al vanaf het begin beschikbaar zijn. Er wordt onderscheid gemaakt tussen opzegging na de eerste huurtermijn (meestal 5 jaar) en na de tweede termijn (meestal 10 jaar):

  • Na de eerste 5 jaar – 2 gronden: Bij het einde van de eerste termijn kan de verhuurder alleen opzeggen op basis van twee wettelijke redenen:
    1. Slechte bedrijfsvoering door de huurder – Hiermee wordt bedoeld dat de huurder zijn bedrijf in het gehuurde pand niet voert zoals van een “goed huurder” mag worden verwacht. Denk aan situaties waarin de huurder wanorde creëert, wettelijke voorschriften stelselmatig overtreedt of het gehuurde niet gebruikt overeenkomstig de bestemming. Of er sprake is van slechte bedrijfsvoering hangt af van alle omstandigheden. Het hoeft niet zo te zijn dat de huurder daarvan een verwijt treft of dat de verhuurder er direct nadeel van ondervindt; het gaat erom dat objectief gezien de bedrijfsvoering beneden de maat is. Als de rechter oordeelt dat er sprake is van een slechte bedrijfsvoering, móet hij op grond van de wet de vordering tot beëindiging toewijzen (de huur wordt dan beëindigd per de beoogde datum).
    2. Dringend eigen gebruik – De verhuurder wil het pand dringend zelf (of door een nauw verwant persoon) in gebruik nemen. Deze grond vereist dat de verhuurder aannemelijk maakt dat hij het pand nodig heeft voor een eigen bedrijfsdoelstelling en dat dit gebruik duurzaam zal zijn. Bijvoorbeeld: de verhuurder wil zelf een winkel in het pand vestigen, of een familielid gaat daar een bedrijf starten. **Verkoop van het pand telt niet** als dringend eigen gebruik. Daarentegen vallen renovatie of verbouwing, mits deze niet zonder beëindiging van de huur kunnen plaatsvinden, wél onder dringend eigen gebruik. Ook sloop/nieuwbouw plannen kunnen hieronder vallen. Kortom, de verhuurder moet een zwaarwichtig eigen belang hebben om over de ruimte te beschikken.
  • Na 10 jaar (na tweede termijn) – extra gronden: Heeft de huurder na de eerste opzegging zijn huurbescherming kunnen verlengen en loopt de huur door tot (minimaal) 10 jaar, dan krijgt de verhuurder bij het einde van deze tweede termijn enkele extra opzeggingsmogelijkheden. Naast de twee bovengenoemde gronden mag de verhuurder na de tweede periode óók opzeggen in de volgende gevallen:
    1. Weigering van een redelijk aanbod – Deze grond speelt als de verhuurder de huurder een redelijk voorstel heeft gedaan om een nieuwe huurovereenkomst aan te gaan, en de huurder dat voorstel niet accepteert. Zo’n voorstel zal meestal inhouden dat de verhuurder een nieuw contract wil afsluiten tegen enigszins gewijzigde voorwaarden (bijvoorbeeld een marktconforme huurprijs of aangepaste bepalingen). Belangrijk: een “redelijk aanbod” mag niet enkel een huurverhoging betreffen. Er moet sprake zijn van een serieus aanbod tot voortzetting, bijvoorbeeld het aanpassen van verouderde contractvoorwaarden of het uitbreiden/verbeteren van het gehuurde, waar eventueel een redelijke huurprijsaanpassing bij hoort. Weigert de huurder een daadwerkelijk redelijk en redelijkerwijs aanvaardbaar aanbod, dan kan dat voor de verhuurder een grond zijn om de bestaande huur te beëindigen.
    2. Bestemming volgens bestemmingsplan – Deze opzeggingsgrond houdt in dat de verhuurder het gehuurde nodig heeft om een bepaalde bestemming, voortvloeiend uit een geldig vastgesteld bestemmingsplan, te realiseren. Met andere woorden: door overheidsbeleid (het bestemmingsplan) is het pand voor een andere invulling bestemd dan de huidige, en de verhuurder wil of moet dat plan uitvoeren. De verhuurder moet aantonen dat er een onherroepelijk bestemmingsplan ligt en dat voortzetting van de huidige huur in de weg staat aan het realiseren van die bestemming.
    3. Belangenafweging na 10 jaar – Ten slotte kan de rechter na de tweede termijn de huur beëindigen op grond van een algemene redelijke belangenafweging. Dit is geen opzeggingsgrond die de verhuurder in de brief hoeft te noemen, maar een bevoegdheid van de rechter als geen van de andere gronden duidelijk van toepassing is. De rechter weegt dan de belangen van beide partijen: de verhuurder moet aannemelijk maken dat zijn belang bij beëindiging zwaarder weegt dan het belang van de huurder bij voortzetting van de huur. Alleen als de rechter vindt dat in redelijkheid niet van de verhuurder kan worden gevergd de huur voort te zetten, zal hij de beëindiging toewijzen. In de praktijk kan bijvoorbeeld een voorgenomen verkoop van het pand na 10 jaar, hoewel op zich geen dringend eigen gebruik is, via deze belangenafweging toch reden zijn om de huur te laten eindigen, mits de belangen van de huurder voldoende worden meegewogen.

Voor u als huurder betekent dit dat u tijdens de eerste huurperiode van 5 jaar alleen kwetsbaar bent voor opzegging als u uw bedrijf ernstig slecht zou runnen of als de verhuurder het pand zelf dringend nodig heeft. Na die eerste termijn bent u bovendien meestal verzekerd van nog eens 5 jaar huur (tenzij de verhuurder één van bovengenoemde twee gronden hard kan maken). Pas na circa 10 jaar komt er meer ruimte voor de verhuurder om de huur op te zeggen. Zelfs dan zal een rechter bij betwisting nog goed kijken naar uw belangen als huurder. Zolang u op tijd niet instemt met een aangezegd einde van de huur, kan de huur niet zomaar stoppen.

Concreet: krijgt u als huurder een opzegging van de verhuurder en wilt u niet vertrekken, dan is het van groot belang dat u niet schriftelijk akkoord gaat met die opzegging. U hoeft in feite niets te ondertekenen als u het er niet mee eens bent. Laat eventueel schriftelijk weten dat u níet instemt met de beëindiging. In dat geval bent u beschermd: de huur wordt dan automatisch verlengd en de bal ligt bij de verhuurder om een rechtszaak te beginnen als hij wil doorzetten. Zólang de rechter geen uitspraak heeft gedaan dat de huur mag eindigen (op een van de wettelijke gronden), blijft uw huurcontract doorlopen onder de bestaande voorwaarden.

Heeft uw verhuurder de huur van uw winkel- of horecaruimte opgezegd, of wilt u weten waar u als huurder van 7:290-bedrijfsruimte recht op heeft? Neem dan tijdig contact op met Wolderwijd Juristen voor advies (bel 036-522 7007 of mail via info@wolderwijd-juristen.nl).

Opzegging huur van overige bedrijfsruimte (7:230a BW)

Een overige bedrijfsruimte (zoals een kantoorpand, bedrijfsunit, opslagloods etc.) valt onder andere wettelijke regels. Hier is de huurbescherming minder strikt, maar daarvoor in de plaats heeft de huurder recht op ontruimingsbescherming na het einde van de huur. De huur van een 7:230a-ruimte kan op twee manieren eindigen:

  • Van rechtswege: als er een einddatum in het contract is afgesproken en partijen hebben géén (schriftelijke) opzegging vereist, dan loopt het huurcontract gewoon af op die datum. Er is dan geen verdere actie nodig; de overeenkomst eindigt automatisch. Let op: controleer uw contract goed. Sommige contracten bepalen dat een vastetermijncontract stilzwijgend wordt verlengd met een bepaalde periode (of voor onbepaalde tijd) tenzij tijdig wordt opgezegd. In zo’n geval eindigt het huurcontract niet vanzelf en is een opzegging alsnog vereist.
  • Door opzegging: in drie situaties is opzeggen nodig om de huur te beëindigen:
    1. als in het huurcontract expliciet is bedongen dat opzegging vereist is, ook bij een contract voor bepaalde tijd;
    2. als het contract na de eerste termijn is verlengd voor onbepaalde tijd (bijvoorbeeld: na een vaste periode gaan partijen stilzwijgend verder zonder nieuwe einddatum);
    3. als de huurovereenkomst oorspronkelijk voor onbepaalde tijd is aangegaan.
    In bovenstaande gevallen dient ofwel de huurder, ofwel de verhuurder (afhankelijk van wie wil beëindigen) een opzegging te versturen om het contract te laten eindigen.

Opzegtermijn en vorm: De wettelijke minimale opzegtermijn voor 7:230a-bedrijfsruimte is één maand. In de praktijk spreken huurder en verhuurder vaak een langere opzegtermijn af (bijvoorbeeld 3 of 6 maanden), wat is toegestaan. Deze termijn is meestal wederzijds gelijk. De opzegging moet schriftelijk gebeuren. Anders dan bij 7:290-ruimte is een aangetekende brief of exploot niet dwingend voorgeschreven, maar wel aan te raden om bewijsproblemen te voorkomen. In de opzegbrief van de verhuurder moet tevens duidelijk worden aangezegd dat de huurder het pand tegen de einddatum moet ontruimen. Dit heet de ontruimingsaanzegging. Zonder zo’n aanzegging is de huurder namelijk niet verplicht om daadwerkelijk te vertrekken op de einddatum (hieronder bij ontruimingsbescherming leest u waarom). De verhuurder kan de ontruimingseis eventueel later alsnog in een aparte brief toevoegen als hij het vergeten was, maar dat kan gevolgen hebben voor de termijn waarbinnen de huurder moet ontruimen.

Geen wettelijke opzeggingsgrond vereist: In contrast met middenstandsbedrijfsruimte heeft de verhuurder bij 7:230a-ruimte geen specifieke reden nodig om op te zeggen. Zolang hij de contractuele afspraken respecteert (opzegtermijn, eventuele duur van het contract), kan de verhuurder de huur beëindigen zonder inhoudelijke rechtvaardiging. Voor u als huurder betekent dit dat u – als het contract afloopt of rechtsgeldig is opgezegd – in principe de huur moet verlaten. U kunt de beëindiging op zichzelf niet tegenhouden door simpelweg te weigeren; er is immers geen rechterlijke toets vooraf zoals bij 7:290-huur.

Toch staat u niet met lege handen: de wet biedt u ontruimingsbescherming. Dat is een vorm van bescherming die voorkomt dat u onmiddellijk uw bedrijf uit moet na het einde van de huur. Hierna lichten we toe hoe die bescherming werkt. Maar eerst een belangrijk praktisch punt:

Let op voor stilzwijgende verlenging: Als huurder van overige bedrijfsruimte moet u goed letten op de termijnen in uw contract. Wilt u zelf de huur opzeggen en vertrekken, zorg dan dat u de opzegging op tijd verstuurt met inachtneming van de afgesproken opzegtermijn. Doet u dit te laat, dan kan het zijn dat het contract intussen al is verlengd (bijvoorbeeld met nog een jaar of onbepaalde tijd), waardoor u alsnog aan de huur vastzit. Andersom geldt ook: als de verhuurder verzuimt op tijd op te zeggen terwijl het contract dat wel vereist, heeft u als huurder het recht om de verlenging te claimen en in het pand te blijven gedurende de nieuwe termijn.

Ontruimingsbescherming (artikel 7:230a BW)

Ontruimingsbescherming is de wettelijke regeling die huurders van 7:230a-bedrijfsruimte tijdelijk bescherming biedt tegen feitelijke ontruiming na het einde van de huur. Concreet houdt dit in dat u als huurder niet direct hoeft te ontruimen op de dag dat de huurovereenkomst eindigt. Op grond van artikel 7:230a BW wordt de verplichting om het gehuurde te verlaten automatisch voor een korte periode opgeschort.

Standaard termijn (2 maanden): Van rechtswege krijgt u als huurder een initiale ontruimingsbescherming van twee maanden. Deze termijn gaat lopen vanaf de dag waarop de ontruiming is aangezegd door de verhuurder. In de praktijk betekent dit het volgende voorbeeld: Stel, de verhuurder zegt de huur op per 31 december en schrijft in de brief dat u per die datum het pand moet verlaten. Juridisch gezien eindigt de huurovereenkomst dan op 31 december, maar dankzij de ontruimingsbescherming mag u nog twee maanden langer in het gehuurde blijven zitten. De nieuwe (uitgestelde) ontruimingsdatum wordt 28 (of 29) februari. Anders voorbeeld: indien de verhuurder vergeten was in de eerste brief te melden dat u per 31 december moet vertrekken, eindigt de huur wel op die datum, maar de ontruimingstermijn gaat pas in wanneer de verhuurder alsnog een ontruimingseis stuurt. Zegt hij bijvoorbeeld op 15 januari alsnog “ontruimen per 1 februari” aan, dan loopt vanaf 1 februari de automatische 2-maands verlenging en hoeft u pas per 1 april eruit. Dit illustreert waarom het voor de verhuurder essentieel is de ontruiming expliciet en tijdig aan te zeggen.

Verlenging via de rechter: Die twee maanden extra kunnen voor u als huurder zeer waardevol zijn om iets anders te regelen. Soms is twee maanden echter te kort. Heeft u meer tijd nodig of bent u het niet eens met de beëindiging, dan kunt u bij de kantonrechter een verzoek indienen tot verlenging van de ontruimingsbescherming. U moet dit verzoek indienen binnen die lopende 2-maandsperiode. Vanaf het moment dat u dit verzoek heeft ingediend, mag u blijven totdat de rechter een beslissing heeft genomen (ook als de 2 maanden al verstreken zijn tijdens de procedure). De rechter wijst zo’n verlengingsverzoek alleen toe als hij oordeelt dat uw belang bij voortgezet gebruik zwaarder weegt dan het belang van de verhuurder bij beëindiging. Hierbij kijkt de rechter bijvoorbeeld naar uw mogelijkheden om een nieuw pand te vinden, de gevolgen voor uw onderneming versus de plannen van de verhuurder met het pand, enzovoort. Daarnaast zal de rechter een verlenging weigeren als de verhuurder aannemelijk maakt dat de huurder zich schuldig heeft gemaakt aan bepaalde misstanden. De wet noemt drie expliciete redenen om geen verlenging te geven:

  • onbehoorlijk gebruik van het gehuurde (bijvoorbeeld u zou het pand op ontoelaatbare wijze hebben gebruikt);
  • ernstige overlast (u veroorzaakt hinder of overlast voor verhuurder of omwonenden);
  • wanbetaling (u heeft een flinke huurachterstand of betaalgedrag dat te wensen overlaat).

Voldoet u als huurder netjes aan uw verplichtingen en is uw belang groot, dan kan de rechter de ontruimingbescherming verlengen. De eerste verlenging kan maximaal één jaar duren (gerekend vanaf de oorspronkelijke einddatum van de huurovereenkomst). Daarna kunt u – indien nodig – nog tweemaal om verdere verlenging vragen. In totaal kan de rechter u dus tot maximaal drie jaar extra bescherming geven bovenop de eerste twee maanden. Merk op dat dit een maximale termijn is; in de praktijk wordt een verlenging soms korter toegekend afhankelijk van de omstandigheden.

Gebruiksvergoeding na einde huur: Tijdens de periode van ontruimingsbescherming (inclusief eventuele verlengingen) moet u als huurder een vergoeding betalen voor het voortgezette gebruik van het pand. Er is namelijk geen sprake meer van huur in de strikte zin (het huurcontract is geëindigd), maar u gebruikt het pand nog. Meestal wordt die gebruiksvergoeding gelijkgesteld aan de laatst geldende huurprijs per maand. Als u het over de hoogte daarvan oneens bent met de verhuurder, kan de rechter op verzoek een redelijke vergoeding vaststellen, waarbij wordt gekeken naar markthuurprijzen ter plaatse. In feite verandert er voor u qua betalingen meestal niets gedurende de beschermingsperiode – u betaalt door wat u altijd al betaalde – tenzij de rechter anders beslist.

Wanneer de rechter een verlengingsverzoek afwijst of de maximale termijn is verstreken, zal hij een datum bepalen waarop u het gehuurde definitief moet ontruimen. U bent dan verplicht het pand te verlaten op die datum. Doet u dat niet, dan kan de verhuurder uw ontruiming doorzetten met behulp van een deurwaarder (gedwongen ontruiming). Ook kan de verhuurder een gebruiksvergoeding (of schadevergoeding) vorderen over de periode dat u na het einde van het contract nog bent blijven zitten.

Heeft uw verhuurder de huur van uw kantoor of andere bedrijfsruimte opgezegd en heeft u behoefte aan advies of extra tijd? Neem contact op met Wolderwijd Juristen (bel 036-522 7007 of e-mail via info@wolderwijd-juristen.nl) voor een vrijblijvend gesprek over uw rechten.

Conclusie

Als huurder van bedrijfsruimte is het cruciaal te weten waar u aan toe bent bij een (voorgenomen) opzegging van uw huurcontract. Huurders van middenstandsbedrijfsruimte (7:290 BW) hebben een vergaande huurbescherming: de verhuurder kan alleen met strikte inachtneming van de regels en met een beperkte set redenen de huur beëindigen – en dan nog moet de rechter toestemming geven als u niet instemt. Huurders van overige bedrijfsruimte (7:230a BW) hebben minder bescherming bij het einde van de huurtermijn zelf, maar dankzij ontruimingsbescherming kunt u toch meer tijd krijgen om te vertrekken of een verlenging afdwingen als uw belangen dat vereisen.

De verschillen zijn complex en elke situatie is anders. Twijfelt u over uw positie of krijgt u te maken met een opzegging? Wacht niet af, maar vraag om juridisch advies. Een kleine fout (bijvoorbeeld een gemiste opzegtermijn of een onterecht aangenomen opzegging) kan grote gevolgen hebben voor uw onderneming. Neem bij voorkeur tijdig contact op met een deskundige huurrechtspecialist om uw rechten veilig te stellen.

Vragen over de opzegging van uw bedrijfsruimte of behoefte aan persoonlijk juridisch advies? Wolderwijd Juristen staat voor u klaar. Neem gerust contact op via info@wolderwijd-juristen.nl of bel ons op 036-522 7007. We helpen u graag om uw huurdersrechten te beschermen.

Mariëlle adviseert en procedeert op het gebied van arbeidsrecht, bestuursrecht, contractenrecht en huurrecht. Volg Mariëlle ook op LinkedIn. Bereikbaar via ducaat@wolderwijd-juristen.nl of 036 522 7007.

Meer van mr. M.S. Ducaat over huurrecht voor huurders:

Veelgestelde vragen:

    Volg ons